Nu het stof der verkiezingen is neergedwarreld, kunnen we met een heldere blik bekijken wat de dieren van politiek Den Haag de komende periode te verwachten hebben.
De Partij voor de Dieren heeft het heel goed gedaan, evenals GroenLinks, maar met de SP erbij komen de dierenpartijen helaas niet verder dan 33 zetels, oftewel 22%. Het meest waarschijnlijk is een coalitie van VVD, CDA en D66, maar die komen met 71 zetels (47%) tekort en zullen één of meer partijen erbij moeten betrekken. Het meest waarschijnlijk is de CU, en eventueel GroenLinks als vierde regeringspartij. Het betekent dat in een toekomstig kabinet de anti-dierenpartijen VVD en CDA, ondanks dat ze bij elkaar maar 35% van de stemmen hebben, het huidige beleid voort kunnen zetten. D66 zou daar in de regering oppositie tegen kunnen voeren, maar de ervaring leert (zie D66 minister Brinkhorst van Landbouw) dat bij D66 de vrije markt voorrang krijgt boven dierenwelzijn. Anders gezegd, veel gepraat, weinig dierenwelzijn, zoals indertijd bij Brinkhorst.
Hetzelfde scenario dreigt als van de afgelopen regeerperiode met de PvdA, namelijk dat het beleid rond dierenwelzijn de regeringspartners geen principiële discussie waard is, en dat er weer vier verloren jaren komen. Maar ook D66 dient zich te realiseren dat ze na het kabinet CDA/VVD/D66, net als nu de PvdA, zwaar gestraft werd door de kiezer. Het verloochenen van de eigen principes, waaronder dierenwelzijn, wordt partijen zwaar aangerekend.
Stel dat D66 en CU voet bij stuk houden, de PvdA keert in de oppositie op haar schreden terug en GroenLinks neemt deel aan een nieuwe regering, dan zijn er zowel in het kabinet als de Tweede Kamer mogelijkheden. In potentie is er in de Tweede kamer een meerderheid voor diervriendelijke moties, maar het gevaar is groot dat de politieke realiteit van een kabinet met VVD en CDA die meerderheid het zwijgen oplegt. Het is dus meer dan ooit zaak voor dierenbeschermingsorganisaties om te lobbyen in Den Haag en vooral om zwevende partijen bij de les te houden.