Dat een identificatiechip heel belangrijk is, hebben we zelf ervaren toen onze kat ineens verdwenen was…
Maar eerst: hoe twee vrienden ons hart binnenkwamen
Dopey kwam als eerste. Dopey, een jonge poes die op straat was gevonden en naar de kliniek werd gebracht. Ze keek me aan met die mooie gele ogen van haar, en gaf kopjes toen ik haar in het hokje in de opname zette. Iemand moet deze poes heel erg missen, dacht ik. Maar ze had geen chip, en er meldden zich geen eigenaren. Na een paar dagen nam ik haar – onaangekondigd – mee naar huis, en daarmee hadden we onze eerste kat. We noemden haar ‘Dopey’. Ze vond bij ons thuis al gauw haar plek: op het bed, onder de deken, op schoot en vooral ook in mijn hart. Het duurde niet lang of er kwam een speelkameraadje bij: Sam. Sam werd naar de dierenkliniek gebracht om afgemaakt te worden; hij poepte en plaste het hele huis onder en moest weg. Een kleine huisgenoot, een jochie van een jaar of twee, was de hele dag aan het slepen geweest met de leuke kitten en had hem geterroriseerd. Deze lieve kater kreeg natuurlijk geen spuitje, maar ging dezelfde dag nog mee naar ons huis.
Een groter huis met een tuin
Na verloop van tijd verhuisden we naar een huis met een tuin. Sam en Dopey vonden het heerlijk om buiten te spelen. Op straat mochten ze niet. We wilden de buren geen overlast bezorgen, en bovendien is de straat riskant. Er liggen zoveel gevaren op de loer zoals een auto-ongeluk en vechtpartijen met andere katten.
Al die tijd zonder chip
Onze katten werden pas gechipt toen onze dochter zo groot werd dat ze bij de deurklink kon. Ze liet vaak de voordeur openstaan, en dan kon ik op zoek naar Sam of Dopey... Hoog tijd voor een chip! Onze katten waren toen al veertien jaar oud. Ik besef dat ik niet zo’n best voorbeeld ben! Maar oh, wat ben ik blij dat ik het alsnog gedaan heb.
Dopey vermist
De dag dat Dopey werd vermist, staat in mijn geheugen gegrift. De avond ervoor was ik ziek mijn bed in gekropen, en daardoor merkte ik pas de volgende ochtend dat ze niet in huis was. Drie dagen hebben we naar haar gezocht. Toen kwam het verlossende telefoontje, dat Dopey gevonden was. Nou ja – verlossend… Dopey was gevonden door een vrouw in een dorp vijfentwintig kilometer verderop. Zij had de dierenambulance gebeld, en Dopey werd opgehaald. De mensen van de dierenambulance lazen de chip uit en wisten ons te bereiken. Ze was aangereden, nog warm toen ze haar vonden, maar wel dood…
Dit verhaal had geen goed einde. Maar we waren blij dat we tenminste wisten hoe het met Dopey was afgelopen. We hoefden niet meer te zoeken. We zijn haar op gaan halen en hebben haar begraven in de tuin. We hebben een mooie roos geplant op haar grafje.
Dat het ook goed kan aflopen, kun je lezen in het prachtige, waargebeurde verhaal: De kat die de weg kwijt was, een boek geschreven door Britt Collins.