Chronisch nierfalen is een ziekte die veel voorkomt bij (oudere) katten. In het begin merk je meestal niets van een verminderde nierfunctie. In eerdere nieuwsberichten gaf ik informatie over de oorzaken en hoe je er op tijd achter komt. Nu is het tijd voor de behandeling.
Beginstadium
Door je kat tijdig te laten testen, of bijvoorbeeld door een seniorenonderzoek te laten doen bij de dierenarts, kom je erachter dat je kat nierschade heeft. Er zijn eigenlijk nog geen duidelijke symptomen, en het nierfunctieverlies is minder dan 50 procent. Fijn dat je er vroeg bij bent, in deze fase is behandelen het meest zinvol. Het doel is verdere nierschade zoveel mogelijk te voorkomen.
Dat kan je doen met een goed nierdieet. Je geeft je kat speciaal voer waar zo min mogelijk eiwitten – en dus ook zo min mogelijk fosfaten – in zitten. Het is wetenschappelijk bewezen dat dit effectief is. Dit voer is er in verschillende merken; heel fijn, want sommige katten zijn erg kieskeurig. Als je kat het voer niet lust, kun je een ander merk proberen.
Vocht is ook heel belangrijk. Het is goed om dagelijks natte voeding te geven (die wel geschikt moet zijn voor het nierdieet), zeker als je kat geen goede drinker is. Een fonteintje in huis vinden katten vaak heel leuk, en dat stimuleert drinken.
In sommige gevallen is het zinvol om al in deze fase medicijnen te geven die de bloeddruk in de nieren regelen. Het verslechteren van de nieren wordt hierdoor afgeremd.
Ernstige nierziekte
Als door de dierenarts is vastgesteld dat je kattenvriend erg veel last heeft van nierfalen, is er meestal al meer dan 75 procent nierfunctieverlies. Symptomen die daarbij kunnen horen, zijn: vermageren, meer drinken, meer plassen, een mottige vacht, meer slapen, slechter eten. Door misselijkheid wast je kat zich minder goed en eet hij minder, of hij knoeit met zijn eten.
Behalve het nierdieet en veel drinken, is er medicatie die kan helpen. Denk daarbij aan medicijnen tegen misselijkheid en braken, en medicijnen om de eetlust op te wekken (mirtazipine). Soms zijn er bloeddrukverlagende medicijnen nodig. In een aantal gevallen moet je vriend eerst met een infuus worden gestabiliseerd voor er met voeding en medicijnen gestart kan worden. Je dierenarts weet hier alles van en zal in overleg met jou een goed behandelplan opstellen.
Je kat móét eten – nierdieet of niet
Erg belangrijk bij de behandeling van nierfalen is dat je kat blijft eten. Als hij nierdieetvoeding wil eten, is dat het beste. Maar als hij elk merk weigert, dan kun je hem beter iets anders geven. Niet eten is nooit de bedoeling! Soms eet je kat tijdelijk het speciale voer niet, bijvoorbeeld doordat hij misselijk is. Af en toe opnieuw proberen dieetvoeding te geven, is dus wel aan te raden.
Controles
In overleg met je dierenarts ga je goed in de gaten houden hoe het ervoor staat. Bloedonderzoek van onder andere de nierwaarden (SDMA en creatinine), bloeddrukmeting en urineonderzoek zijn heel zinvol. Het gewicht goed in de gaten houden is natuurlijk ook belangrijk. Dat kun je gewoon thuis doen. Afhankelijk van de ernst van het nierfalen en de gesteldheid van je kat zal je dierenarts de behandeling bijstellen. Samen zorg je ervoor dat je schat zich – ook met een minder goede nierfunctie – zo lang mogelijk goed voelt.
Zie ook: