Verantwoording RaskattenWijzer

Inleiding

De RaskattenWijzer is in augustus 2017 gelanceerd. Er staan ruim twintig kattenrassen in beschreven met (wetenschappelijke) informatie over erfelijke aandoeningen bij deze rassen. De informatie is verzameld door dierenartsen, studenten diergeneeskunde en een ingenieur diermanagement. Een panel van dierenartsen heeft de gegevens naderhand gecontroleerd. 

De RaskattenWijzer is primair in het belang van de kat

Niet de mens, maar de (ras)kat staat voorop in de RaskattenWijzer. De RaskattenWijzer is ontwikkeld vanuit een oprechte bezorgdheid over de gezondheid van raskatten.

De RaskattenWijzer is ook ontwikkeld om de kopers en bezitters van katten behulpzaam te zijn. Een raskat die ziek wordt, betekent niet alleen ellende voor de kat zelf, maar ook verdriet voor het baasje en soms hoge dierenartskosten. De RaskattenWijzer geeft informatie, maar wil ook waarschuwen.

De RaskattenWijzer is er ook voor andere betrokkenen; fokkers en dierenartsen bijvoorbeeld kunnen er hun voordeel mee doen dat ze informatie krijgen over ziektes die vaker dan verwacht voorkomen bij bepaalde kattenrassen.

Een ander uitgangspunt van Dier&Recht is dat de consument niet alleen betrouwbare, maar ook begrijpelijke informatie krijgt. Vandaar de waarschuwingsborden; deze zijn eenvoudig te interpreteren.

De RaskattenWijzer geeft zo goed mogelijk de bestaande kennis weer van erfelijke aandoeningen bij raskatten. Een groepje kenners – dierenartsen, studenten diergeneeskunde en een ingenieur diermanagement – heeft (prevalentie)cijfers aangeleverd, en een panel van dierenartsen heeft de teksten en berekeningen gecontroleerd. Maar vergissingen zijn niet volledig uit te sluiten. Waar die naar boven komen, worden ze hersteld. De database is zo opgezet dat verbeteringen snel door te voeren zijn. Helaas bestaan er voor raskatten veel minder wetenschappelijke publicaties over incidentie en prevalentie van ziektes (hoe vaak ziektes in groepen dieren voorkomen), dan bij rashonden.

De RaskattenWijzer is a work in progress!

Stichting Dier&Recht is onafhankelijk

Stichting Dier&Recht, de samensteller van de RaskattenWijzer, is een onafhankelijke organisatie, die niet gebonden is aan enige commerciële organisatie of belangenorganisatie, geen banden heeft met de (georganiseerde) raskattenwereld en geen subsidie krijgt. Haar enige belang is het belang van de dieren.

Selectie kattenrassen

In totaal zijn er meer dan veertig erkende kattenrassen in Nederland. Voor de RaskattenWijzer werden tweeëntwintig kattenrassen geselecteerd. Hieronder ook een aantal rassen die niet officieel erkend zijn. Vrijwel alle populaire kattenrassen zijn opgenomen in de lijst. De selectie vond plaats op basis van stamboekgegevens, gegevens over raskatten-populaties en lijsten van populaire raskatten in Nederland.

Rasbeschrijvingen

Iedere pagina begint met de beschrijving van het betreffende kattenras. Deze beschrijving is een samenvatting van de (belangrijkste) erfelijke aandoeningen en schadelijke uiterlijke kenmerken waarmee het ras kampt. Waar bekend zijn ook de verwantschappen tussen de rassen weergegeven, zodat duidelijk wordt waarom sommige rassen met bepaalde aandoeningen kampen. Ook wordt van elk ras in het kort de (ontstaans)geschiedenis gegeven.

Selectie van bronnen

De inventarisatie van de erfelijke aandoeningen is gebaseerd op wetenschappelijke literatuur, veterinaire vakliteratuur, expert opinies, en informatie van het Platform Verantwoord Huisdierbezit, de Raad voor Dierenaangelegenheden, de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren en Genetic Counselling Services voor Nederland.

Volgens experts zijn raskatten over de hele wereld (genetisch) grotendeels gelijk aan elkaar. Ook vindt er internationaal veel uitwisseling plaats van raskatten. Daarom zijn uitkomsten van buitenlands wetenschappelijk onderzoek in zeer veel gevallen ook relevant voor de Nederlandse situatie. Dergelijke bronnen worden evenwel alleen gebruikt als er geen geschiktere, Nederlandse bronnen zijn. Naarmate een land geografisch dichterbij ligt, zijn de overeenkomsten met Nederland naar verwachting groter. Zie verder hieronder bij ‘prioriteit’.

Prioriteit van bronnen

De prevalentiewaarde is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Welk onderzoek bij beschikbaarheid van meerdere bronnen wordt uitgekozen, wordt bepaald aan de hand van een algoritme. Dit algoritme berekent welk onderzoek (vaak zijn er meerdere onderzoeken) het meest betrouwbaar is, en relevant voor de huidige Nederlandse situatie.

Het algoritme geeft elke bron een bronscore die wordt berekend aan de hand van vier variabelen: ouderdom, land, betrouwbaarheid en nauwkeurigheid. Deze scores worden met elkaar vermenigvuldigd.

A. Publicatiedatum van het onderzoek

2010-2017: 5 punten

2005-2009: 4 punten

2000-2004: 3 punten

1990-1999: 2 punten

Voor 1990: 1 punt

B. Land van onderzoek

Nederland: 5 punten

België, Duitsland, Engeland: 4 punten

Scandinavië, Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk: 3 punten

Overige EU-landen, Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika: 2 punten

Overige landen: 1 punt

C. Betrouwbaarheid van het onderzoek

Deze score is een maat voor de kwaliteit van het onderzoek en de mate van wetenschappelijkheid. De score wordt toegekend op basis van zaken als citatiescore, omvang van de steekproef en representativiteit van de steekproef.

Bij de besluitvorming is gebruik gemaakt van de 'piramide van evidentie', een wetenschappelijke methode om het belang van een bron aan te geven.

Omdat voor de RaskattenWijzer de zogenoemde Cross-Sectional Studies het meest betrouwbaar zijn, krijgt deze vorm van onderzoek vijf punten.

Bij Case Series wordt na een bepaalde tijd teruggekeken op een groep dieren met een bepaalde aandoening, bijvoorbeeld een onderzoek naar alle katten die met hypertrofische cardiomyopathie zijn gediagnosticeerd. Dit soort onderzoeken bieden geen prevalentiepercentages; het zijn immers geen onderzoeken uit een aselecte groep van een populatie. Deze onderzoeken zijn echter wel zeer bruikbaar voor informatie over het voorkomen van aandoeningen bij bepaalde kattenrassen; daarom krijgen Case Series vier punten voor betrouwbaarheid.

Single Case Reports zijn rapporten over één enkele patiënt met een bepaalde aandoening. Deze rapporten krijgen drie punten voor betrouwbaarheid en worden alleen gebruikt wanneer duidelijk is dat de aandoening bij meer katten van het betreffende ras voorkomt.

Onder Ideas, Editorials, Opinions vallen opmerkingen van experts en specialisten. Deze opmerkingen krijgen twee punten voor betrouwbaarheid, aangezien niet direct te achterhalen is op welke (wetenschappelijke) bronnen deze opmerkingen zijn gebaseerd.

De laagste score krijgt de vermelding van een bepaalde aandoening bij een bepaald ras, waarbij onduidelijk is waar deze informatie vandaan is gehaald. Dit valt in de categorie Onbekend en krijgt hierbij één punt voor betrouwbaarheid.

D. Nauwkeurigheid van de prevalentie

Deze score geeft weer hoe nauwkeurig de prevalentie in een bron wordt beschreven. Sommige bronnen geven een exacte prevalentiewaarde, andere bronnen melden alleen dat een bepaalde ziekte bij een bepaald ras voorkomt, zonder verder te benoemen hoe vaak. Weer andere bronnen zitten hier tussenin. Hierbij geldt uiteraard: hoe preciezer de omschrijving, hoe hoger de score voor de bron.

Vermelding van de exacte frequentie van de ziekte: 5 punten

Vermelding van de mate waarin de ziekte voorkomt: 3 punten

Vermelding van het feit dat de ziekte voorkomt: 1 punt

De bronscore

Het product van de scores van A x B x C x D is de bronscore van een onderzoek.

Het onderzoek met de hoogste bronscore is het onderzoek waarvan de prevalentie wordt aangehouden voor de rest van de berekeningen. Hebben twee of meer onderzoeken eenzelfde bronscore dan wordt een gemiddelde van de prevalentie hiervan genomen.

Alleen onderzoek met een bronscore hoger dan 50 wordt betrouwbaar genoeg geacht. Onderzoek met een lagere score dan 50 krijgt een prevalentiewaarde nul. Deze onderzoeken tellen voor de eindberekening van het aantal minpunten niet mee.

Controle

Het panel van dierenartsen die in opdracht van Dier&Recht aan de RaskattenWijzer werken, onderwerpen de bronnen aan een laatste, handmatige controle. Als een bron volgens het panel ondanks een score van boven de 50 toch onvoldoende betrouwbaar is, dan wordt de bron handmatig uitgeschakeld. 

Beoordeling erfelijke aandoeningen

Uit de geraadpleegde wetenschappelijke rapporten kunnen ongeveer vijftig verschillende erfelijke aandoeningen worden gedistilleerd. Deze aandoeningen verschillen in ernst, behandelbaarheid en prevalentie. De methodologie bij de berekening van minpunten is voor een belangrijk deel gebaseerd op de rapporten over ongerief bij landbouwhuisdieren en gezelschapsdieren van Universiteit Wageningen.

Beoordeling van de ernst van de aandoening

De meest voorkomende erfelijke aandoeningen werden ter beoordeling van de ernst voorgelegd aan een panel van dierenartsen, en naar analogie van de RashondenWijzer beoordeeld. De ernst van een aandoening wordt bepaald door factoren als pijn, leed, verlies aan vitaliteit, aantasting van welzijn of gezondheid en verlies aan intrinsieke waarde (de waarde van het dier als dier, zonder dat de functie die het dier voor de mens heeft daarbij een rol speelt). De ernst van een aandoening wordt beoordeeld met inachtname van de hinder die het dier van de aandoening ervaart.

Deze cijfers zijn later aangevuld en gecontroleerd door het panel van dierenartsen.

De methodologie is ontleend aan recente rapporten van de Universiteiten Wageningen en Utrecht. Hierbij wordt rekening gehouden met de intensiteit en de duur van de aandoening. Een aandoening die een dier permanent, levenslang kwelt, heeft een hogere score dan een aandoening die maar incidenteel klachten geeft.

Voor de bepaling van de ernst van een erfelijke aandoening is gekeken naar de gezondheids-, welzijns- en integriteitsaantasting die de erfelijke aandoening teweegbrengt. De ernst is mede door de deskundigen van de Universiteit Utrecht beoordeeld.

  • Score 0: niet ernstig
  • Score 0,5: matig ernstig
  • Score 1: ernstig
  • Score 1,5: ernstig tot zeer ernstig
  • Score 2: zeer ernstig

In de RaskattenWijzer genereren aandoeningen die ‘0’ scoren geen minpunten; zij veroorzaken voor het dier immers geen ongerief. Wel staan ze volledigheidshalve vermeld.

Beoordeling van de behandelbaarheid van de aandoening

De meest voorkomende erfelijke aandoeningen werden ter beoordeling van de behandelbaarheid voorgelegd aan dierenartsen, en waar mogelijk opgesteld naar analogie van de RashondenWijzer.

Deze cijfers zijn later aangevuld en gecontroleerd door het panel van dierenartsen.

  • Score 0: goed behandelbaar
  • Score 0,5: goed tot matig behandelbaar
  • Score 1: matig behandelbaar
  • Score 1,5: matig tot slecht behandelbaar
  • Score 2: slecht behandelbaar

Een voorbeeld van een goed behandelbare aandoening is cryptorchidie, een niet ingedaalde testikel. Deze aandoening is relatief eenvoudig te verhelpen en krijgt dus een score 0.

Berekening ernst en behandelbaarheid

De impact van een aandoening (het ongerief dat de aandoening oplevert) wordt berekend door de scores van de ernst en de behandelbaarheid van een aandoening bij elkaar op te tellen. De mate van ongerief is dus de som van deze twee factoren. De mogelijke scores voor ongerief zijn 0, 0.5, 1, 1.5, 2, 2.5, 3, 3.5 en 4.

Voorbeelden:

  • Pyruvaarkinase deficientie scoort 2 minpunten voor ernst en 2 minpunten voor behandelbaarheid: dit levert tezamen 4 minpunten op.
  • Hypertrofische cardiomyopathie heeft 1,5 minpunten voor ernst en 1,5 minpunten voor behandelbaarheid: dit levert tezamen 3 minpunten op.

Beoordeling van de prevalentie van de aandoening

Dier&Recht raadpleegde meer dan 200 wetenschappelijke onderzoeken en rapporten om gegevens te vinden over de prevalentie van aandoeningen bij kattenrassen. Verder zijn er enquêtes afgenomen onder dierenartsen en specialisten.

De prevalentie van de aandoeningen werd onderverdeeld in vijf categorieën:

  • Nauwelijks of geen risico (score is een 0)
  • Klein risico, prevalentie is > 1% (score is een 1)
  • Groot risico, prevalentie is > 5% (score is een 2)
  • Zeer groot risico, prevalentie > 10% (score is een 3)
  • Extreem groot risico, prevalentie > 25% (score is een 4)

In de eerste categorie (score 0) worden ook alle bronnen met minder gezag ondergebracht, bijvoorbeeld bronnen waarbij de percentages niet duidelijk zijn. De in deze categorie genoemde aandoeningen hebben in veel gevallen in werkelijkheid een hogere prevalentie dan hier aangegeven.

Alle geraadpleegde deskundigen achten een prevalentie van boven de 10 procent volstrekt onacceptabel (afhankelijk van de ernst en behandelbaarheid), en de meesten vinden een prevalentie van boven de 5 procent of zelfs van boven de 1 procent voldoende reden om niet met een bepaald kattenras te fokken. Bij de mens is de incidentie van veel erfelijke aandoeningen ongeveer 1:10.000 (of lager), dus vele malen kleiner dan die van de categorieën met score 1 tot en met 4 en vaak zelfs kleiner dan de laagste categorie (score 0).

Toelichting

Door de rasstandaarden zijn raskatten over de hele wereld grotendeels gelijk aan elkaar. Het gaat om wereldwijd gesloten populaties met onderling sterke overeenkomsten. Buitenlands wetenschappelijk onderzoek is daarom in veel gevallen ook voor de Nederlandse situatie relevant. Naarmate een land geografisch dichterbij ligt, zullen de overeenkomsten met de Nederlandse situatie groter zijn.

De gebruikte bronnen dateren in sommige gevallen van enige tijd geleden. Het is mogelijk dat ze daardoor iets te rooskleurig zijn, met name bij katten die nu in de mode zijn, zoals de Ragdoll en de Maine Coon. Door de grote aantallen populaire katten die in een korte tijd gefokt worden, neemt de kans op inteelt en erfelijke aandoeningen toe. Andersom is het mogelijk dat door preventie en medische testen de situatie van een kattenras verbeterd is ten opzichte van de periode waarin een bepaald onderzoek gedaan werd. Het 'wegfokken' van erfelijke aandoeningen is echter een kwestie van vele generaties en van vele jaren selectie, dus ook oudere rapporten zullen hun waarde niet snel verliezen.

Berekening minpunten per kattenras

Voor de berekening van het totaal aan minpunten van een erfelijke aandoening bij een kattenras worden de scores voor ongerief en prevalentie met elkaar vermenigvuldigd. De uitwerking van deze methode is bij iedere raskat te vinden door met de cursor op de score te staan.

De formule is derhalve (ernst + behandelbaarheid) x prevalentie = aantal minpunten van één erfelijke aandoening.

De scores lopen uiteen van 0 tot 16. Nul minpunten geeft het minste ongerief voor een kattenras aan, een score van zestien minpunten het meeste ongerief.

Totaal aan minpunten van een kattenras

Vervolgens worden de minpunten van elke erfelijke aandoening opgeteld tot het totale aantal minpunten van dat kattenras.

Dit leidt tot het volgende oordeel en een aantal waarschuwingsborden:

  • Aantal minpunten > 40: zeer hoog risico op erfelijke aandoeningen – vier waarschuwingsborden
  • Aantal minpunten > 20: hoog risico – drie waarschuwingsborden
  • Aantal minpunten > 10: beduidend risico – twee waarschuwingsborden
  • Aantal minpunten > 5: gering risico – één waarschuwingsbord
  • Aantal minpunten ≤ 5: geen of weinig erfelijke aandoeningen bekend – geen waarschuwingsbord

NB Het is zeer goed mogelijk dat het aantal minpunten van een kattenras heel laag is doordat er weinig onderzoek over dat ras bekend is. Dit voorbehoud geldt met name voor de kattenrassen die minder populair zijn.

Toelichting

Bezoekers van de RaskattenWijzer zullen de kattenrassen met elkaar willen vergelijken. Dat is echter alleen mogelijk als er ook rekening wordt gehouden met de hoeveelheid onderzoek die er beschikbaar is. De Abessijn is bijvoorbeeld zeer uitgebreid onderzocht, en bij dit ras zijn al vele erfelijke aandoeningen in kaart gebracht. Maar naar de Tonkinese is veel minder onderzoek gedaan. Dit kan de reden zijn waarom er bij dit ras relatief weinig erfelijke aandoeningen bekend zijn. Anders gezegd: katten met een slechte score en veel onderzoek, zullen ook als er meer onderzoek gedaan wordt, niet veel méér aandoeningen toebedeeld krijgen. Bij kattenrassen met een relatief goede score en weinig onderzoek, is er een redelijke kans dat er meer erfelijke aandoeningen zijn dan in de RaskattenWijzer worden vermeld. De consument dient dus ook bij díé kattenrassen voorzichtig te zijn.

Hoe populairder een bepaald kattenras, hoe meer onderzoek er gewoonlijk is gedaan en hoe meer cijfers en aandoeningen er bekend zijn. Als er geen prevalentie bekend is, dan hoeft dit dus niet te betekenen dat een aandoening niet voorkomt. Het kan ook betekenen dat deze aandoening eenvoudigweg (nog) niet onderzocht is.

Werking waarschuwingsborden

Aan de erfelijke aandoeningen die op de pagina's van individuele raskatten staan, zijn waarschuwingsborden gekoppeld.

Betekent dat er sprake is van een aandoening met een score hoger dan 0 en maximaal 3.

Bijvoorbeeld, een ernstige ziekte (= 1) die goed behandelbaar is (= 0) en weinig voorkomt (= 0).
De berekening: = (1 + 0) x 0 = 0

Een aandoening die ernstig is (= 1), matig behandelbaar (= 1) en weinig voorkomt (= 1).
De berekening: = (1 + 1) x 1 = 2

Betekent dat er sprake is van een aandoening met een score hoger dan 3 en lager dan 8.

Bijvoorbeeld een zeer ernstige ziekte (= 2), die goed behandelbaar is (= 0) en vaak voorkomt (= 2).
De berekening: = (2 + 0) x 2 = 4

Een ernstige aandoening (= 1), die slecht behandelbaar is (= 2) en vaak voorkomt (= 2). 
De berekening: = (1 + 2) x 2 = 6

Betekent dat er sprake is van een aandoening met een score 8 of hoger.

Bijvoorbeeld een zeer ernstige ziekte (= 2), die slecht behandelbaar is (= 2) en vaak voorkomt (= 2).
De berekening: = (2 + 2) x 2 = 8

Hoogste score: buitengewoon ernstige ziekte, slecht behandelbaar, komt extreem vaak voor.
De berekening: = (2 + 2) x 4 = 16

Indien de score nul is, bijvoorbeeld omdat een aandoening geen ongerief veroorzaakt of omdat de kans op de aandoening zeer klein of onbekend is, dan is er geen gevarendriehoek te zien.

De database is tot stand gekomen aan de hand van wetenschappelijk onderzoek met ondersteuning van een geneticus, een bioloog, dierenartsen, en andere experts.

Deel deze pagina