Inleiding
De RashondenWijzer is in 2011 gelanceerd en is begin 2015 en eind 2016 herzien. Het aantal hondenrassen is uitgebreid, de nieuwste (wetenschappelijke) informatie toegevoegd, het aantal wetenschappelijke publicaties uitgebreid, de onderbouwing verbeterd, de berekeningen verfijnd en ter controle zijn er twee enquêtes uitgevoerd: één onder circa 2000 hondenbezitters en één onder 147 dierenartsen. Verder heeft een panel van dierenartsen de gegevens gecontroleerd.
De RashondenWijzer is primair in het belang van de hond
Niet de mens, maar de (ras)hond staat voorop in de RashondenWijzer. De RashondenWijzer is ontwikkeld vanuit een oprechte bezorgdheid over de gezondheid van rashonden.
De RashondenWijzer is ook ontwikkeld om de kopers en bezitters van honden behulpzaam te zijn. Een rashond die ziek wordt, betekent niet alleen ellende voor de hond zelf, maar ook verdriet voor het baasje en soms hoge dierenartskosten. De RashondenWijzer geeft informatie, maar wil ook waarschuwen.
De RashondenWijzer is er ook voor andere betrokkenen. Fokkers en dierenartsen bijvoorbeeld, kunnen er hun voordeel mee doen dat ze informatie krijgen over ziektes die vaker dan verwacht voorkomen bij bepaalde hondenrassen. Bij de derde versie van de RashondenWijzer is bovendien extra informatie over medische testen opgenomen.
Een ander uitgangspunt van Dier&Recht is dat de consument niet alleen betrouwbare, maar ook begrijpelijke informatie krijgt. Vandaar de waarschuwingsborden; deze zijn eenvoudig te interpreteren.
De RashondenWijzer geeft zo goed mogelijk de bestaande kennis weer van erfelijke aandoeningen bij rashonden. Een groepje kenners – dierenartsen en externe deskundigen (onder wie masterstudenten van de Universiteit Wageningen, die een enquête onder 147 dierenartsen hebben uitgevoerd) – heeft (prevalentie)cijfers aangeleverd en veel van de teksten en berekeningen gecontroleerd. Maar vergissingen zijn niet volledig uit te sluiten. Waar die naar boven komen, worden ze hersteld. De database is zo opgezet dat verbeteringen snel door te voeren zijn.
De RashondenWijzer is a work in progress!
Stichting Dier&Recht is onafhankelijk
Stichting Dier&Recht, de samensteller van de RashondenWijzer, is een onafhankelijke organisatie, die niet gebonden is aan enige commerciële organisatie of belangenorganisatie, geen banden heeft met de (georganiseerde) rashondenwereld en geen subsidie krijgt. Haar enige belang is het belang van de (ras)honden.
Selectie hondenrassen
In totaal zijn er meer dan 300 erkende hondenrassen in Nederland. Voor de RashondenWijzer werden 109 hondenrassen geselecteerd. Hieronder ook een aantal rassen die niet officieel erkend zijn.
Vrijwel alle populaire hondenrassen zijn opgenomen in de lijst. De selectie vond plaats op basis van stamboekgegevens, gegevens over rashonden-populaties en lijsten van populaire rashonden in Nederland. Daarnaast zijn er rassen toegevoegd op basis van beschikbare gezondheidsinventarisaties van Genetic Counselling Services voor Nederland.
Rasbeschrijvingen
Iedere pagina begint met de beschrijving van het betreffende hondenras. Deze beschrijving is een samenvatting van de (belangrijkste) erfelijke aandoeningen en schadelijke uiterlijke kenmerken waarmee het ras kampt. Ook informatie over inteelt en verwantschap, fokbeleid en gemiddelde levensverwachting[fn]Bij hondenrassen die gemiddeld veel minder oud worden, wordt de leeftijd vermeld. Deze informatie is o.a. gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek (O’Neill D.G. et al, 2013, Longevity and mortality of owned dogs in England, The Veterinary Journal 198); informatie van rasverenigingen en websites over honden.[/fn] wordt bij sommige hondenrassen weergegeven. Bij enkele rassen worden ook de gemiddelde jaarlijkse kosten voor de dierenarts genoemd.[fn]Bron: http://www.dogmagazine.net/archives/1467/the-top-10-unhealthiest-dog-breeds-revealed/[/fn]
Selectie van bronnen
De inventarisatie van de erfelijke aandoeningen is gebaseerd op wetenschappelijke literatuur en veterinaire vakliteratuur, gezondheidsinventarisaties van de W.K. Hirschfeld Stichting, de Raad van Beheer voor de Kynologie, de Raad voor Dierenaangelegenheden, de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht, het Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren, en Genetic Counselling Services voor Nederland; een enquête ingevuld door 147 dierenartsen (uitgevoerd door masterstudenten van Universiteit Wageningen), en een enquête afkomstig van de website van Dier&Recht (ingevuld door meer dan 2000 hondenbezitters, en verwerkt door drs. Patrick Backers). Ter aanvulling op de Nederlandse bronnen zijn onder andere de CIDD (een zeer uitgebreide Canadese database), gegevens van IDID (een onderzoek aan de Universiteit van Cambridge) en een groot en langdurig Amerikaans onderzoek bij de Orthopedic Foundation for Animals (OFA) geraadpleegd.
Volgens experts zijn rashonden over de hele wereld (genetisch) grotendeels gelijk aan elkaar. Dit komt doordat de rasstandaarden van de FCI voor de hele wereld hetzelfde zijn. Ook vindt er internationaal veel uitwisseling plaats van rashonden. Daarom zijn uitkomsten van buitenlands wetenschappelijk onderzoek in zeer veel gevallen ook relevant voor de Nederlandse situatie. Dergelijke bronnen worden evenwel alleen gebruikt als er geen geschiktere, Nederlandse bronnen zijn. Naarmate een land geografisch dichterbij ligt, zijn de overeenkomsten met Nederland naar verwachting groter. Zie verder hieronder bij ‘prioriteit’.
Prioriteit van bronnen
De prevalentiewaarde is gebaseerd op wetenschappelijk onderzoek. Welk onderzoek bij beschikbaarheid van meerdere bronnen wordt uitgekozen, wordt bepaald aan de hand van een algoritme. Dit algoritme berekent welk onderzoek (vaak zijn er meerdere onderzoeken) het meest betrouwbaar is, en relevant voor de huidige Nederlandse situatie.
Het algoritme geeft elke bron een bronscore die wordt berekend aan de hand van vier variabelen: ouderdom, land, betrouwbaarheid en nauwkeurigheid. Deze scores worden met elkaar vermenigvuldigd.
A. Publicatiedatum van het onderzoek
2010-2016: 5 punten
2005-2009: 4 punten
2000-2004: 3 punten
1990-1999: 2 punten
Voor 1990: 1 punt
B. Land van onderzoek
Nederland: 5 punten
België, Duitsland, Engeland: 4 punten
Scandinavië, Oostenrijk, Zwitserland, Frankrijk: 3 punten
Overige EU-landen, Verenigde Staten, Canada, Australië, Nieuw-Zeeland, Zuid-Afrika: 2 punten
Overige landen: 1 punt
C. Betrouwbaarheid van het onderzoek
Deze score is een maat voor de kwaliteit van het onderzoek en de mate van wetenschappelijkheid. De score wordt toegekend op basis van zaken als citatiescore, omvang van de steekproef en representativiteit van de steekproef.
Bij de besluitvorming is gebruik gemaakt van de ‘piramide van evidentie’, een wetenschappelijke methode om het belang van een bron aan te geven.
Omdat voor de RashondenWijzer de zogenoemde Cross-Sectional Studies het meest betrouwbaar zijn, krijgt deze vorm van onderzoek vijf punten.
Bij Case Series wordt na een bepaalde tijd teruggekeken op een groep dieren met een bepaalde aandoening, bijvoorbeeld een onderzoek naar alle honden die van 2002 tot 2010 met heupdysplasie zijn gediagnosticeerd. Dit soort onderzoeken bieden geen prevalentiepercentages; het zijn immers geen onderzoeken uit een aselecte groep van een populatie. Deze onderzoeken zijn echter wel zeer bruikbaar voor informatie over het voorkomen van aandoeningen bij bepaalde hondenrassen; hierdoor krijgen Case Series vier punten voor betrouwbaarheid.
Single Case Reports zijn rapporten over één enkele patiënt met een bepaalde aandoening. Deze rapporten krijgen drie punten voor betrouwbaarheid en worden alleen gebruikt wanneer duidelijk is dat de aandoening bij meer honden van het betreffende ras voorkomt.
Onder Ideas, Editorials, Opinions vallen opmerkingen van specialisten. Deze opmerkingen krijgen twee punten voor betrouwbaarheid, aangezien niet direct te achterhalen is op welke (wetenschappelijke) bronnen deze opmerkingen zijn gebaseerd.
De laagste betrouwbaarheid krijgt de vermelding van een bepaalde aandoening bij een bepaald ras, waarbij onduidelijk is waar deze informatie vandaan is gehaald. Dit valt in de categorie Onbekend en krijgt hierbij één punt voor de betrouwbaarheid.
D. Nauwkeurigheid van de prevalentie
Deze score geeft weer hoe nauwkeurig de prevalentie in een bron wordt beschreven. Sommige bronnen geven een exacte prevalentiewaarde, andere bronnen melden alleen dat een bepaalde ziekte bij een bepaald ras voorkomt, zonder verder te benoemen hoe vaak. Weer andere bronnen zitten hier tussenin. Hierbij geldt uiteraard: hoe preciezer de omschrijving, hoe hoger de score voor de bron.
Vermelding van de exacte frequentie van de ziekte: 5 punten
Vermelding van de mate waarin de ziekte voorkomt: 3 punten
Vermelding van het feit dat de ziekte voorkomt: 1 punt
De bronscore
Het product van de scores van A x B x C x D is de bronscore van een onderzoek.
Het onderzoek met de hoogste bronscore is het onderzoek waarvan de prevalentie wordt aangehouden voor de rest van de berekeningen. Hebben twee of meer onderzoeken eenzelfde bronscore, dan wordt een gemiddelde van de prevalentie hiervan genomen.
Alleen onderzoek met een bronscore hoger dan 50 wordt betrouwbaar genoeg geacht. Onderzoek met een lagere score dan 50 krijgt een prevalentiewaarde nul. Deze onderzoeken tellen voor de eindberekening van het aantal minpunten niet mee.
Controle
Het panel van dierenartsen die in opdracht van Dier&Recht aan de RashondenWijzer werken, onderwerpen de bronnen aan een laatste, handmatige controle. Als een bron volgens het panel ondanks een score van boven de 50 toch onvoldoende betrouwbaar is, dan wordt de bron handmatig uitgeschakeld.
Beoordeling erfelijke aandoeningen
Uit de geraadpleegde wetenschappelijke rapporten kunnen ongeveer 250 verschillende erfelijke aandoeningen worden gedistilleerd. Deze aandoeningen verschillen in ernst, behandelbaarheid en prevalentie. De methodologie bij de berekening van minpunten is voor een belangrijk deel gebaseerd op de rapporten over ongerief bij landbouwhuisdieren van Universiteit Wageningen.
Beoordeling van de ernst van de aandoening
De meest voorkomende erfelijke aandoeningen (dat zijn er 150) werden ter beoordeling van de ernst voorgelegd aan een dierenarts en een etholoog verbonden aan de Universiteit Utrecht. De ernst van een aandoening wordt bepaald door factoren als pijn, leed, verlies aan vitaliteit, aantasting van welzijn of gezondheid en verlies aan intrinsieke waarde (de waarde van het dier als dier, zonder dat de functie die het dier voor de mens heeft daarbij een rol speelt). De ernst van een aandoening wordt beoordeeld met inachtname van de hinder die het dier van de aandoening ervaart.
Deze cijfers zijn later aangevuld en gecontroleerd door het panel van dierenartsen. Ook de overige – circa 100 – erfelijke aandoeningen, werden door dit panel beoordeeld.
De methodologie is ontleend aan recente rapporten van de Universiteiten Wageningen en Utrecht. Hierbij wordt rekening gehouden met de intensiteit en de duur van de aandoening. Een aandoening die een dier permanent, levenslang kwelt, heeft een hogere score dan een aandoening die maar incidenteel klachten geeft.
Voor de bepaling van de ernst van een erfelijke aandoening is gekeken naar de gezondheids-, welzijns- en integriteitsaantasting die de erfelijke aandoening teweegbrengt. De ernst is mede door de deskundigen van de Universiteit Utrecht beoordeeld.
- Score 0: niet ernstig
- Score 0,5: matig ernstig
- Score 1: ernstig
- Score 1,5: ernstig tot zeer ernstig
- Score 2: zeer ernstig
In de RashondenWijzer genereren aandoeningen die ‘0’ scoren geen minpunten; zij veroorzaken voor het dier immers geen ongerief. Wel staan ze volledigheidshalve vermeld. Bij zowel elleboog- als heupdysplasie is er sprake van meerdere opties. De ernst van deze aandoeningen is sterk afhankelijk van het soort hond. Vandaar dat er bij deze veelvoorkomende aandoeningen onderscheid wordt gemaakt. De scores voor heupdysplasie zijn bijvoorbeeld 0,5 (voor kleine honden), 1 (voor middelgrote honden) of 1,5 (voor grote honden).
Beoordeling van de behandelbaarheid van de aandoening
De meest voorkomende erfelijke aandoeningen (150) werden ter beoordeling van de behandelbaarheid voorgelegd aan een dierenarts en een etholoog verbonden aan de Universiteit Utrecht.
Deze cijfers zijn later aangevuld en gecontroleerd door een panel van Nederlandse dierenartsen. Er werden twee tussencategorieën toegevoegd (0,5 en 1,5). Ook de overige, circa 100 erfelijke aandoeningen, werden door dit panel beoordeeld.
- Score 0: goed behandelbaar
- Score 0,5: goed tot matig behandelbaar
- Score 1: matig behandelbaar
- Score 1,5: matig tot slecht behandelbaar
- Score 2: slecht behandelbaar
Voorbeelden van goed behandelbare aandoeningen zijn een navelbreuk en cryptorchidie, een niet ingedaalde testikel. Deze aandoeningen zijn relatief eenvoudig te verhelpen en krijgen dus een score 0.
Berekening ernst en behandelbaarheid
De impact van een aandoening (het ongerief dat een aandoening oplevert) wordt berekend door de scores van de ernst en de behandelbaarheid van een aandoening bij elkaar op te tellen. De mate van ongerief is dus de som van deze twee factoren. De mogelijke scores voor ongerief zijn 0, 0.5, 1, 1.5, 2, 2.5, 3, 3.5 en 4.
Voorbeelden:
- Cataract scoort 0,5 minpunten voor ernst en 1,5 minpunten voor behandelbaarheid: dit levert tezamen 2,0 minpunten op.
- Heupdysplasie (grote hond) bij de Duitse Herdershond heeft 1,5 minpunten voor ernst en 1,5 minpunten voor behandelbaarheid: dit levert tezamen 3 minpunten op.
- Hypofysaire dwerggroei scoort 2 minpunten voor ernst en 2 minpunten voor behandelbaarheid: dit levert tezamen 4 minpunten op.
Beoordeling van de prevalentie van de aandoening
Dier&Recht raadpleegde meer dan 200 wetenschappelijke onderzoeken en rapporten om gegevens te vinden over de prevalentie van aandoeningen bij hondenrassen. Verder zijn er enquêtes afgenomen onder 147 dierenartsen en meer dan 2.000 hondenbezitters.
De prevalentie van de aandoeningen werd onderverdeeld in vijf categorieën:
- Nauwelijks of geen risico (score is een 0)
- Klein risico, prevalentie is > 1% (score is een 1)
- Groot risico, prevalentie is > 5% (score is een 2)
- Zeer groot risico, prevalentie > 10% (score is een 3)
- Extreem groot risico, prevalentie > 25% (score is een 4)
In de eerste categorie (score 0) worden ook alle bronnen met minder gezag ondergebracht, bijvoorbeeld bepaalde buitenlandse bronnen of bronnen waarbij de percentages niet duidelijk zijn. De in deze categorie genoemde aandoeningen hebben in veel gevallen in werkelijkheid een hogere prevalentie dan hier aangegeven.
Alle geraadpleegde deskundigen achten een prevalentie van boven de 10 procent volstrekt onacceptabel (afhankelijk van de ernst en behandelbaarheid), en de meesten vinden een prevalentie van boven de 5 procent of zelfs van boven de 1 procent voldoende reden om niet met een bepaald hondenras te fokken. Bij de mens is de incidentie van veel erfelijke aandoeningen ongeveer 1:10.000 (of lager), dus vele malen kleiner dan die van de categorieën met score 1 tot en met 4 en vaak zelfs kleiner dan de laagste categorie (score 0).[fn]Universiteit Utrecht, 2014, Incidentie van schadelijke raskenmerken en erfelijke gebreken bij populaties van gezelschapsdieren, blz. 7.[/fn]
Toelichting
Door de rasstandaarden van de FCI zijn rashonden over de hele wereld grotendeels gelijk aan elkaar. Het gaat om wereldwijd gesloten populaties met onderling sterke overeenkomsten. Buitenlands wetenschappelijk onderzoek is daarom in veel gevallen ook voor de Nederlandse situatie relevant. Naarmate een land geografisch dichterbij ligt, zullen de overeenkomsten met de Nederlandse situatie groter zijn.
De gebruikte bronnen dateren in sommige gevallen van enige tijd geleden. Het is mogelijk dat ze daardoor iets te rooskleurig zijn, met name bij honden die nu in de mode zijn, zoals de Chihuahua en de Labradoodle. Door de grote aantallen populaire honden die in een korte tijd gefokt worden, neemt de kans op inteelt en erfelijke aandoeningen toe. Andersom is het mogelijk dat door preventie en medische testen de situatie van een hondenras verbeterd is ten opzichte van de periode waarin een bepaald onderzoek gedaan werd. Het 'wegfokken' van erfelijke aandoeningen is echter een kwestie van vele generaties en van vele jaren selectie, dus ook oudere rapporten zullen hun waarde niet snel verliezen.
Berekening minpunten per hondenras
Voor de berekening van het totaal aan minpunten van een erfelijke aandoening bij een hondenras worden de scores voor ongerief en prevalentie met elkaar vermenigvuldigd. De uitwerking van deze methode is bij iedere rashond te vinden door met de cursor op de score te staan.
De formule is derhalve (ernst + behandelbaarheid) x prevalentie = aantal minpunten van één erfelijke aandoening.
De scores lopen uiteen van 0 tot 16. Nul minpunten geeft het minste ongerief voor een hondenras aan, een score van zestien minpunten het meeste ongerief.
Totaal aantal minpunten van een hondenras
Vervolgens worden de minpunten van elke erfelijke aandoening opgeteld tot het totale aantal minpunten van dat hondenras.
Dit leidt tot het volgende oordeel en een aantal waarschuwingsborden:
- Aantal minpunten > 40: zeer hoog risico op erfelijke aandoeningen – vier waarschuwingsborden
- Aantal minpunten > 20: hoog risico – drie waarschuwingsborden
- Aantal minpunten > 10: beduidend risico – twee waarschuwingsborden
- Aantal minpunten > 5: gering risico – één waarschuwingsbord
- Aantal minpunten ≤ 5: geen of weinig erfelijke aandoeningen bekend – geen waarschuwingsbord
NB Het is zeer goed mogelijk dat het aantal minpunten van een hondenras heel laag is, doordat er weinig onderzoek over dat ras bekend is. Dit voorbehoud geldt met name voor de hondenrassen die minder populair zijn.
Toelichting
Bezoekers van de RashondenWijzer zullen de hondenrassen met elkaar willen vergelijken. Dat is echter alleen mogelijk als er ook rekening wordt gehouden met de hoeveelheid onderzoek die er beschikbaar is. De Duitse Herdershond is bijvoorbeeld zeer uitgebreid onderzocht, en bij dit ras zijn al vele erfelijke aandoeningen in kaart gebracht. Maar naar de Stabyhoun is veel minder onderzoek gedaan. Dit kan de reden zijn waarom er bij dit ras relatief weinig erfelijke aandoeningen bekend zijn. Anders gezegd: honden met een slechte score en veel onderzoek, zullen ook als er meer onderzoek gedaan wordt, niet veel méér aandoeningen toebedeeld krijgen. Bij hondenrassen met een relatief goede score en weinig onderzoek, is er een redelijke kans dat er meer erfelijke aandoeningen zijn dan in de RashondenWijzer worden vermeld. De consument dient dus ook bij díé hondenrassen voorzichtig te zijn.
Hoe populairder een bepaald hondenras, hoe meer onderzoek er gewoonlijk is gedaan en hoe meer cijfers en aandoeningen er bekend zijn. Als er geen prevalentie bekend is, dan hoeft dit dus niet te betekenen dat een aandoening niet voorkomt. Het kan ook betekenen dat deze aandoening eenvoudigweg (nog) niet onderzocht is.
De rashondenwereld had kritiek op de eerste RashondenWijzer omdat deze te negatief zou zijn. Uit een enquête, ingevuld door 147 dierenartsen, bleek evenwel dat dit slechts in 12 procent van de gevallen zo was. In 88 procent van de gevallen klopten de cijfers of waren ze zelfs te positief.
Werking waarschuwingsborden
Aan de erfelijke aandoeningen die op de pagina's van individuele rashonden staan, zijn waarschuwingsborden gekoppeld.
Betekent dat er sprake is van een aandoening met een score hoger dan 0 en maximaal 3.
Bijvoorbeeld, een ernstige ziekte (= 1) die goed behandelbaar is (= 0) en weinig voorkomt (= 0).
De berekening: = (1 + 0) x 0 = 0
Een aandoening die ernstig is (= 1), matig behandelbaar (= 1) en weinig voorkomt (= 1).
De berekening: = (1 + 1) x 1 = 2
Betekent dat er sprake is van een aandoening met een score hoger dan 3 en lager dan 8.
Bijvoorbeeld een zeer ernstige ziekte (= 2), die goed behandelbaar is (= 0) en vaak voorkomt (= 2).
De berekening: = (2 + 0) x 2 = 4
Een ernstige aandoening (= 1), die slecht behandelbaar is (= 2) en vaak voorkomt (= 2).
De berekening: = (1 + 2) x 2 = 6
Betekent dat er sprake is van een aandoening met een score 8 of hoger.
Bijvoorbeeld een zeer ernstige ziekte (= 2), die slecht behandelbaar is (= 2) en vaak voorkomt (= 2).
De berekening: = (2 + 2) x 2 = 8
Hoogste score: buitengewoon ernstige ziekte, slecht behandelbaar, komt extreem vaak voor.
De berekening: = (2 + 2) x 4 = 16
Indien de score nul is, bijvoorbeeld omdat een aandoening geen ongerief veroorzaakt of omdat de kans op de aandoening zeer klein of onbekend is, dan is er geen gevarendriehoek te zien.
De database is tot stand gekomen aan de hand van wetenschappelijk onderzoek met ondersteuning van een geneticus, een bioloog, dierenartsen, ingenieurs diermanagement, ethologen en andere experts.