In Noorwegen ziet men de hopeloze situatie van de Cavalier King Charles Spaniël met de te kleine schedel wel in. De Noorse Kennel Klub maakt zich hard om de Cavalier met andere rassen te kruisen en van de Cavalier weer een gezonde hond te maken. Dat is dringend nodig, want recent Duits onderzoek toont aan dat 97 procent van de Cavaliers een te kleine schedel heeft en dat daardoor 48 procent aan syringomyelie lijdt. Dit is een erfelijke ziekte die ook bij mensen voorkomt en leidt tot zeer pijnlijke chronische hoofdpijn. In Nederland blijven afdoende maatregelen, dankzij de rashondenfokkers, nog altijd uit. In 2014 stelde de Raad van Beheer wel een nieuw fokbeleid in. Die luidt:
Elke Cavalier die voor de fok ingezet wordt, dient:
- gecontroleerd te worden op MKD door middel van een hartecho-doppler;
- gecontroleerd te worden op CM/SM door middel van een MRI.
Ter verduidelijking: MKD staat voor mitralisklep degeneratie; de hartkleppen verslechteren, met hartfalen tot gevolg. CM staat voor chiari malformatie. Bij deze aandoening zijn de verhoudingen tussen schedel en hersenen niet goed. Door de verkeerde verhoudingen kan er syringomyelie (SM) ontstaan: met vloeistof gevulde hersenholtes. Dit leidt tot drukverschillen bij de overgang naar de nek, wat voor ernstige hoofdpijn- en nekpijnaanvallen zorgt.
Beide aandoeningen zijn zeer ernstig en zijn uiteindelijk zelfs reden tot euthanasie. Tevens hebben beide aandoeningen een late-onset karakter, dat wil zeggen dat ze pas later in het leven problemen geven en kunnen worden vastgesteld. Veel lijders zullen pas zichtbaar worden nadat met de honden is gefokt en er nakomelingen zijn. Daarbij is er nog een complicerende factor: niet alle erfelijk defecte dieren worden (even erg) ziek.
Reactie van de dierenarts
Als dierenarts wil ik hier graag op reageren. Inderdaad is er het een en ander veranderd in de fokkerij. MRI-scans en hartecho’s hebben ervoor gezorgd dat veel potentieel riskante dieren worden uitgesloten van de fok. Het gevolg is evenwel dat hierdoor de genenpool nóg kleiner wordt en de inteelt nóg sneller toeneemt. Dat kan onverwachte gevolgen hebben, doordat er ineens nieuwe erfelijke aandoeningen opduiken en bestaande aandoeningen in frequentie toenemen. Uit onderzoek van geneticus Ed J. Gubbels in 2012 naar de herkomst van de Cavalier, is al gebleken dat de genenpool veel te klein is. Wie niet ver genoeg in de generaties terugkijkt kan zich laten misleiden, volgens Gubbels. Het uitsluiten van dieren van de fokkerij, al dan niet met een goede reden, is zeer ongunstig voor de genenpool.
Voor de toegewijde lezer, licht ik dit alles graag toe in de volgende alinea’s.
Waanzin van selectie: overselectie bestrijden met nog meer selectie
De erfelijke problemen bij de Cavalier (en bij alle andere honden- én kattenrassen) worden veroorzaakt door een overmatige selectie op uiterlijke kenmerken. Dat leidt ertoe dat de genenpools van de rassen te klein worden en dat de inteeltniveau’s dramatisch stijgen. Het mag op z’n minst wonderlijk worden genoemd dat de fokkers nu de nare gevolgen van overselectie proberen te bestrijden met nòg meer selectie, aldus Gubbels.
Dure MRI onderzoeken en hartcontroles zijn zinloos
Daarbij: wat is de voorspellende waarde en het effect van de MKD-screening op jonge leeftijd? Bij de verplichte screening van fokdieren op klepafwijkingen voor de eerste dekking en jaarlijks tot de leeftijd van vijf jaar, worden alleen dieren die op vroege leeftijd MKD krijgen, uitgesloten van het fokprogramma. Pups van de ouderdieren die pas later een hartruis krijgen, blijven gewoon in de populatie en geven de afwijking door. Het is vooral een selectie ten gunste van late-onset hartproblemen. Op circa zesjarige leeftijd heeft 50 procent van de Cavaliers hartproblemen, waarvan een groot deel op 24 maanden nog niet geconstateerd kon worden.
Het tweede grote probleem bij de Cavalier is pijn door CM/SM, veroorzaakt door een te kleine schedel. Volgens recent wetenschappelijk onderzoek van de Universiteit van Giessen in Duitsland, heeft circa 97 procent van de Cavaliers chiari malformatie en de helft syringomyelie. Dat is niet vreemd, aangezien de te kleine schedel een raskenmerk is. Niet alle honden krijgen (zichtbare) pijnklachten. Bij de verplichte dure MRI-scan van de hersenen en de nek voor de eerste dekking en minimaal nog een screening op een leeftijd van 30 maanden worden dieren met een kleine afwijking zelfs nog toegelaten tot de fok.
Ook bij deze screening en selectie wordt eraan voorbij gegaan dat het hier om een polygene afwijking gaat. Dit betekent dat de ziekte door meerdere genen wordt bepaald en de foute genen moeilijk te vinden zijn. Uitsluiting van de ziekte is daarom bijna onmogelijk. In de Cavalierpopulatie is inmiddels elk dier drager van een deel van de foute genen. Het betreft een late-onset kenmerk en alleen de dieren die al op jonge leeftijd ernstig afwijkend zijn, worden uitgesloten van de fokkerij.
Fokbeleid richt zich slechts op twee van de vele afwijkingen
Het fokbeleid richt zich volledig op de twee meest ernstige en vaakst voorkomende erfelijke problemen bij de Cavalier en gaat voorbij aan alle andere – ook ernstige – erfelijke afwijkingen waar dit ras mee kampt. Tengevolge van de te kleine genenpool en het veel te hoge inteeltniveau komen onder andere keratitis sicca (droge, pijnlijke ogen), atopie (jeuk door allergieën), patella luxatie (slechte knieën) en heupdysplasie (slechte heupen) in veel te hoge frequenties voor.
Met de twee screenings wordt het (juridische) probleem voor de fokkers opgelost; ze fokken alleen maar met ‘bewezen’ gezonde honden. Voor de honden en hun eigenaren wordt het probleem alleen maar verplaatst: honden worden nog steeds ziek, maar op latere leeftijd. Bovendien zijn we met deze selectie op weg naar een hondenras waarvoor de MRI-scan zinloos wordt als diagnostische mogelijkheid.
Oplossingen: hoge fokleeftijd en raszuiverheid verlaten
Een eerste stap in de bestrijding van alle aandoeningen die het ras kent, is de leeftijd bij de eerste inzet van fokdieren zo hoog mogelijk te zetten. Het is, genetisch en foktechnisch beschouwd, waanzin om op basis van een onbetrouwbare meting op de leeftijd van één jaar, te gaan fokken. Hoe langer je wacht met het eerste nest, des te meer lijders je buiten de fokkerij kunt houden. Maar dat achten de fokkers niet in hun belang.
De prijs van een Cavalierpup is intussen flink gestegen, want de kosten voor de screening van ouderdieren zijn pittig. Men kan zich een flink deel daarvan besparen door te stoppen met de nog steeds voortgaande extreme selectie op het uiterlijk. Het fokbeleid wordt nog steeds op de hondenshows bepaald in de wedstrijd tussen mensen. De gezondheid en het welzijn van de honden zijn daaraan ondergeschikt.
De enige echte oplossing is het ‘openstellen van het stamboek’ door andere rassen en kruisingen toe te laten, zodat er nieuwe erfelijke variatie in het ras wordt gebracht en de genenpool wordt hersteld. Pas dan ontstaat er weer selectieruimte die nodig is om al de erfelijke afwijkingen de baas te worden. Dat zou heel wat kopzorgen besparen.
Waarom kan zo’n simpele oplossing niet geaccepteerd worden? Het zou een heleboel dierenleed voorkomen en de eigenaar van de pup zou veel blijer zijn met zijn gezonde nieuwetijdse Cavalier.
Neem geen Cavalier
Als dierenarts raad ik het, omwille van dieren- en mensenwelzijn, ten zeerste af om een Cavalier King Charles Spaniël aan te schaffen. De Cavalier is op dit moment nog veel slechter af dan voor 2014, de fokkers verschuilen zich achter weinig zinvolle selectiemaatregelen en de wedstrijd tussen mensen gaat gewoon door, ten koste van de honden.
Kelly Kessen, gezelschapsdierenarts