Takkie en Lotje
Wie is opgegroeid met de verhaaltjes van Jip en Janneke, is ook bekend met Takkie, hun takshondje. En wie het stripgezin Jan, Jans en de kinderen kent, kent de teckel Lotje.
Takshond, teckel, dashond: verschillende namen voor een en hetzelfde lange hondje op korte pootjes. Hebben teckels er altijd zo uitgezien? Waar komen ze vandaan? Moet hun karakteristieke uiterlijk gezien worden in het kader van de rashondengekte van deze tijd?
We volgen het spoor terug
Het spoor van de teckel voert terug tot de middeleeuwen. In geschreven teksten uit de vijftiende en zestiende eeuw is sprake van een ‘laagbenige jachthond’, ook wel Dachsel (dashond) genoemd. Deze jachthond is selectief gefokt (!) uit brakken. Brakken of ‘lopende honden’, zijn jachthonden die met de neus aan de grond luid blaffend een spoor volgen, zodat de jager weet waar ze zich bevinden. De eerste brakken werden in 1200 v.Chr. vanuit Egypte naar Europa gebracht als ruilobject. Er zijn veel brakkenrassen.
Kortpotige jachthond
Dus ook in de middeleeuwen werd al selectief gefokt met de dashond. Alleen ging het niet om ‘mooi’, maar om ‘praktisch’: de korte pootjes van de dashond waren ideaal voor het opjagen van wild dat zich ondergronds verstopte. Dassen en vossen bijvoorbeeld. Dassen werden indertijd als een plaag beschouwd en waren bij de jacht een belangrijk doelwit. Vandaar de naam ‘dashond’.
Takkie, Lotje en hun voorouders zijn dus jachthonden, gespecialiseerd in het opjagen van klein wild. Hun fysieke kenmerken ondersteunen die functie, want ze hebben:
- korte poten, waardoor ze zich makkelijk in burchten en holen kunnen wringen – en waardoor hun neus dicht bij het reukspoor op de grond is;
- spade-achtige voorpoten met vliezen tussen de tenen, waarmee ze goed kunnen graven;
- opvallend grote en brede nagels aan hun voeten – ook al behulpzaam bij het graven;
- dikke kussentjes onder hun voeten, die hun voeten beschermen tijdens het graven;
- lange oren, die tijdens het speuren over de grond en langs gras en struikgewas slepen, waardoor ze de geur van het spoor beter en langer kunnen vasthouden.
Maar helaas...
Helaas kampt dit vriendelijke, energieke hondje met een hele rits erfelijke aandoeningen. De korte pootjes, zo handig bij het jagen op klein wild, zijn in feite het gevolg van een kraakbeenafwijking! Die afwijking heet ‘chondrodysplasie’, en de kleine jager kan er flink last van krijgen. De relatief lange rug is een bron van gezondheidsproblemen: aandoeningen aan de tussenwervelschijven; tussenwervelschijven die uitpuilen en op het ruggenmerg drukken – met veel pijn, neurologische afwijkingen, en zelfs verlamming als gevolg. En dit zijn niet de enige erfelijke aandoeningen waarmee onze kortpotige vriend kampt.
Kortom: er is behoefte aan fris bloed in deze lijn. En het fokken op een kraakbeenafwijking moet stoppen! Laten we hopen dat Takkie en Lotje opgevolgd zullen worden door straathondjes op hoge poten.