Veel rashonden lijden aan epilepsie. De ziekte kan niet worden genezen. Daarom is het van belang om de kans op epilepsie zo klein mogelijk te maken. Maar hoe doe je dat?
Inteelt en het risico op epilepsie
Binnen een ras wordt er met aan elkaar verwante honden wordt gefokt. Dat is inteelt. Hoe meer inteelt, hoe meer honden aan een erfelijke ziekte lijden. Bij bijvoorbeeld de Drentsche patrijshond, een ras met een extreem hoge mate van inteelt, heeft 12 procent van de honden epilepsie. Bij de bordercollie is dat 5 procent. Ter vergelijking: ongeveer 0,7 procent van de mensen heeft epilepsie.
Epilepsie is erfelijk
Epilepsie is meestal een recessieve erfelijke aandoening. Dat betekent dat de ziekte alleen tot uiting komt als een nakomeling zowel van de vader als van de moeder een ‘epilepsie-gen’ meekrijgt. Bij de meeste rassen is nog niet ontdekt op welk gen epilepsie precies ligt. Daarom is het niet mogelijk om met een DNA-test vast te stellen of een hond de ziekte met zich meedraagt.
Een lijder aan erfelijke epilepsie heeft twee zieke genen; een drager heeft één ziek gen en één gezond gen; een dier dat ‘vrij’ is, heeft twee gezonde genen. Als epilepsie overerft, is dit de kans van een nakomeling om epilepsie te ontwikkelen:
Wordt er gefokt met een dier met epilepsie, dan is de kans op zieke nakomelingen dus erg groot, en de kans dat er een drager geboren wordt 100 procent. Worden twee dragers met elkaar gekruist (waarvan vaak niet bekend is dat het dragers zijn; er is immers geen DNA-test en de dieren zijn zelf niet ziek), dan zal de kans dat nakomelingen lijden aan epilepsie 25 procent zijn, en 50 procent dat ze drager zijn.
Bovenstaand schema kan worden gebruikt om in een stamboom na te gaan welke dieren drager zijn van epilepsie. Als er pups geboren worden die lijden aan epilepsie, dan betekent dit namelijk dat beide ouders het epilepsie-gen bij zich dragen. Elk van de ouders is dus drager van of lijder aan de ziekte.
Met welke honden fok je niet
Een zorgvuldig fokbeleid voor een ras waarbij erfelijke epilepsie voorkomt en waarvoor (nog) geen DNA-test is, komt volgens specialisten neer op het volgende:
- Er wordt niet gefokt met honden die aan epilepsie lijden.
- Er wordt niet gefokt met ouders van lijders. Zij zijn beide drager van epilepsie.
- Er wordt niet gefokt met nakomelingen van lijders. Zij zijn drager van epilepsie.
- Er wordt niet gefokt met volle broers of volle zussen van lijders.
- Als het gaat om halfbroers en halfzussen, moet er een risicoschatting worden gemaakt. Hiervoor kan een expert op het gebied van epilepsie en genetica worden ingeschakeld. Als uit kansberekening blijkt dat het risico op nakomelingen met epilepsie te groot is, wordt er niet met de honden gefokt.
- De leeftijd waarop dieren voor de fokkerij worden ingezet, dient te worden verhoogd bijvoorbeeld naar minimaal 5 jaar, om het risico te verkleinen dat er met een (verborgen) lijder wordt gefokt.
Registreer je hond met epilepsie op meldpunt-epilepsie.nl
Het is belangrijk dat rashonden die epilepsie hebben, geregistreerd worden in een openbare database, zodat familieleden van deze honden uit de fok gehaald kunnen worden. Fokkers kunnen in de database opzoeken of het nog verstandig is om met hun honden fokken. Zo kunnen ze de kans verkleinen dat er pups geboren worden met epilepsie.
Meld je rashond met epilepsie en help erfelijke epilepsie terug te dringen!