Van de 18.000 melkveebedrijven in Nederland zijn er ongeveer 450 biologisch gecertificeerd door toezichthouder Skal. Melkveehouders moeten minstens twee jaar biologisch gewerkt hebben voor ze in aanmerking komen voor het certificaat. Met dit keurmerk mogen ze een hogere prijs rekenen voor hun producten.
Strenge eisen
Biologische melkveehouders moeten zich houden aan de Europese Verordening voor biologische landbouw. Ze zijn aan strengere regels gebonden dan gangbare bedrijven.
Ze proberen hun koeien zó te houden dat deze zich zo natuurlijk mogelijk kunnen gedragen. De dieren gaan zo vaak mogelijk naar buiten, en voor binnen geldt een voorgeschreven minimale hoeveelheid stalruimte. Het voer moet biologisch zijn en mag niet genetisch gemodificeerd zijn. Antibiotica mogen slechts beperkt worden gebruikt en niet preventief worden ingezet. Ook mogen de bioboeren niet zoveel mest uitrijden als gangbare boeren: maximaal 170 kilogram stikstof per hectare. Kunstmest en pesticiden zijn verboden.
Biologische boeren dragen dus niet bij aan het massale uitsterven van vlinders, insecten en weidevogels, en de vervuiling van oppervlakte- en grondwater.
De biologische landbouw streeft naar circulaire landbouw met dieren, gewassen en bemesting van biologische origine. Dit in tegenstelling tot gangbare boeren, die meer mest per hectare mogen uitrijden, en werken met kunstmest, bestrijdingsmiddelen en genetisch gemodificeerd kracht- en ruwvoer.
De toekomst
Terwijl de intensivering in de gangbare veehouderij nadelig is voor biodiversiteit en dierenwelzijn, biedt de biologische melkveehouderij een structurele oplossing voor de toekomst. Een manier van koeienhouden die tegemoetkomt aan de groeiende vraag naar verduurzaming van de landbouwsector, en kan rekenen op een groot maatschappelijk draagvlak.